Mensen die enthousiast worden van verengelsing en internationaal onderwijs zijn vaak geneigd om het belang van het voeren van de lokale taal weg te strepen tegen de voordelen van de lingua franca, waarin iedereen prima met elkaar kan communiceren. We spreken toch allemaal Engels?
Uit mijn eigen ervaring is gebleken dat mensen die zich niet aan de lokale taal wagen ook nooit echt deelnemen aan het socio-culturele proces. En zelfs als iedereen consequent Engels zou spreken, dan nog en misschien juist dan verliezen alle interacties hun spontaniteit en diepgang. Want de betekenissen zitten gevangen in de taal, het Deens, het Frans of het Nederlands, die kunnen nooit in hun volledige rijkdom geabstraheerd en vervolgens vertaald worden (dit is overigens één van de redenen waarom een taal leren via woordenlijsten en geïsoleerde frasen zo slecht werkt, wellicht iets voor een andere keer). Als Denen en Fransen en Nederlanders vervolgens Engels met elkaar gaan babbelen, dan is geen van hen thuis: de directe lichamelijke betekenis die elk woord in de moedertaal heeft is nergens te vinden in de abstracte taal die ze met elkaar spreken. Dit zou natuurlijk anders zijn in een Engelssprekend land, maar daar wordt dan ook een heel andere taal gesproken dan waar ik het over heb.
Ik probeer niet te zeggen dat het voor een buitenstaander makkelijk is om de lokale taal te leren. Zeker in het begin strompel je als linguïstiek allochtoon (hier is dit woord zeer geschikt: je komt van andere grond) achter de gesprekken aan, als een kleuter die het gesprek van de volwassenen probeert bij te benen, en zelfs na jaren deelneming zijn er genoeg situaties die je soms op pijnlijke wijze aan het feit van je andersheid doen herinneren. Je neemt grosso modo deel aan het proces als buitenstaander: dat is de unieke rol die je als nieuwkomer is toebedeeld. Maar waarom zouden we dat proberen te verhullen? Er bestaat toch een culturele afstand tussen de ‘allochtoon’ en de ‘autochtoon’? Verdwijnt die afstand als we haar via de algemeenheid van een ‘gedeelde’ taal negeren? De buitenstaander is van ver gekomen, en neemt een unieke bagage mee, die door de interactie met de lokale bevolking, waarvoor de lokale taal noodzakelijk is, nieuw licht werpt op gebruiken en culturele eigenaardigheden die voor locals de achtergrond vormen en daarmee doorgaans onzichtbaar blijven. De buitenstaander probeert zich zo goed en zo kwaad als het gaat aan te passen, of juist, voor zover ze in culture shock verkeert, min of meer bewust af te zetten tegen normen en gebruiken die haar als vreemd voorkomen. Juist in deze inter-actie vindt de buitenstaander op paradoxale wijze haar plek.
Het alternatieve perspectief, wegduiken in de anonimiteit van het Engels-als-tweede-taal, is veel treuriger. Een groep Nederlandse studenten voert uit beleefdheid jegens een aangehaakte international een gesprek in het Engels, maar algauw voelen alle deelnemers dat het onnatuurlijk is, en op het moment dat iemand spontaan iets bemerkt, en dat wil delen wordt er al gauw, als vanzelf, weer Nederlands gesproken. Dan heeft de international geen enkele kans meer om deel te nemen aan het relevante proces, dat zich altijd via en door de lokale taal heen op lichamelijk niveau afspeelt, en is ze écht een buitenstaander.
No comments:
Post a Comment