Toen ik rond mijn 20ste veel viool aan het spelen was had ik me het volgende bedacht. Als elke technische handeling, bijvoorbeeld het zuiver krijgen van een positiewissel of een streektechniek als spiccato, waarbij de strijkstok van de snaar springt, terug te voeren is tot het objectief vaststellen van lichamelijke configuraties, dan is viool leren spelen simpelweg het internaliseren van die met de techniek overeenkomende configuraties. De linker ellenboog in hoek α ten opzichte van de hals van de viool, de vinger op x mm vanaf het begin van de snaar, de rechter hand in die en die vorm, enz. Zo bezien is zuiver spelen bijvoorbeeld bijzonder onwaarschijnlijk: een fractie van een millimeter ernaast en het is knettervals, en bovendien krijgt de toon het nasale karakter waar de buren zo van houden.
Het was ook rond die tijd dat ik voor een bijzondere verassing kwam te staan. Ik was bezig dubbelgrepen te leren, waarbij je twee noten tegelijk speelt die allebei precies zuiver moeten zijn, ten minste ten opzichte van elkaar, wat voor mij neerkwam op een tamelijk hopeloze opgave. Mijn docent legde me uit dat als je een dubbelgreep zuiver speelt, er een ‘ghostnote’ meeklinkt, aan de hand waarvan je heel precies kan horen of je dubbelgreep zuiver is. Een kleine verschuiving binnen de dubbelgreep vertaalt naar een grote verschuiving in de ghostnote, en zo kan je door naar de ghostnote te luisteren heel precies de dubbelgreep afstellen. Dat kan er in muziektaal ongeveer zo uitzien:
Dubbelgreep waarbij ik de ghostnote heb aangegeven met een x
Maar ik hoorde de ghostnote niet , ook niet als mijn docent het loepzuiver voordeed en mij verzekerde dat er een keiharde ghostnote aan het meeloeien was. Mijn dubbelgrepen bleven dus giswerk. Tot ik op een dag die noot opeens wel hoorde, luid en duidelijk, en wist dat ik hem al die tijd al gehoord had zonder het door te hebben. Dit gebeurde tijdens het oefenen van een simpele etude, waarbij ik in slakkentempo, na seconden lang zoeken een dubbelgreep en de daarbij horende ghostnote gevonden had (of toch andersom?), en ik bedacht me dat het leuk en aardig was dat ik op die debiele manier dan wel een zuivere dubbelgreep kon spelen, maar dat het nog een lange weg te gaan was voordat ik het voor het eggie kon. Maar dat was niet zo want ik had in het horen van die ghostnote de deur gevonden en ik hoefde hem alleen maar open te trappen. De wereld van het zuiver spelen had zich voor mij ontsloten en voordat ik het wist kon ik er rondhuppelen, en lekker zuiver spelen de hele tijd, of ten minste weten waar ik naar moest luisteren om het wel zuiver te krijgen. Hier komt bij dat ik ontdekte dat zuiver spelen niet alleen gaat over het vaststellen van de juiste toonhoogte. Zuiverheid gaat namelijk gepaard met klankkwaliteit: als een noot zuiver is, dan gaat de viool zingen, dan opent de klank en krijgt diepte, terwijl een valse noot altijd een nasaal, opgesloten geluid is. Zelfs een dissonant kan zuiver, dat wil zeggen scherp en wringend, of vals, oftewel mat en plat gespeeld worden. Zuiver spelen kan je dus realiseren door te luisteren en willend te zoeken naar resonantie en klankkwaliteit. Toch heel iets anders dan een virtuele liniaal langs de snaar te leggen, niet?
No comments:
Post a Comment